top of page

Het verleden van de drumcomputer

(Bron: Roland Info Magazine - Ivo Schlösser - 9/93)

Naar aanleiding van het tweedelige artikel over de geschiedenis van de synthesizer ontvingen wij van u, geachte lezer, vele positieve reacties. Ik wil hier dan ook de gelegenheid te baat nemen om diegenen die zo vriendelijk waren om info op te sturen over allerhande ontwerpen van harte te bedanken.


Temidden van al deze reacties kwam ook duidelijk de wens naar voren om een ge­lijkaardig artikel te wijden aan de drumcomputers. Hierbij werd tevens gevraagd om ook wat uitleg te verschaffen over de aansluitingen en synchronisatiemogelijkheden van de diverse "pre-MIDI" model­len. - En  daarmee, beste lezers, heeft u mij enigszins in het nauw gedreven.

Omtrent dit onderwerp beschik ik namelijk niet over een zeer uitgebreid archief, zodat bepaalde hiaten, voor wat de chronologie en de historische waarde van een aantal modellen aangaat, zich hier onvermijdelijk zullen voordoen. Het is tevens zeer moeilijk om, over de synchro-moge­lijkheden, informatie te verstrekken waar u  op  praktisch  vlak  iets  aan heeft. Veel hangt namelijk af van heelde  apparaten waaraan een bepaalde drumcomputer gekoppeld moet worden. We komen hier dus op een terrein terecht waarbij elke situatie individueel bekeken moet worden. Het spreekt vanzelf dar zoiets nier in één, of zelfs meerdere artikels re verwerken is. Praktisch gezien, komt er trouwens nóg een probleem bij; de meeste "kastjes" waarmee je Triggers of Clock-signalen om kunt zetten naar MIDI-informatie en vice-versa, zijn al sinds geruime tijd uit produktie (bv. de Roland SBX-10, de Korg KMS-30, de JL-Cooper Mini-Doe, enz.). Zelfs als zo'n Clock-omzetter dus de oplossing zou zijn voor een gegeven probleem, valt het ten zeerste te betwijfelen of het noodzakelijke item nog op de tweedehandsmarkt verkrijgbaar is.

Geestelijke vader 
 

De eerste vraag die zich opdringt is natuurlijk: Wie mag zich de geestelijke vader van de drumcomputer noemen? Als het hierbij gaat om een instrument dat je in het stopcontact moet steken, kan ik daar slechts ten dele op antwoorden (zie verder). Duiken we echter wat verder terug in de geschiedenis, dan beschouw ik het draaiorgel als de voorvader van de hedendaagse, programmeerbare drummachines. Het basisprincipe is bij beide instrument-types nagenoeg hetzelfde; het "automatisch" weergeven van een ritme/25 percussiepartij aan de hand van vooraf geprogrammeerde gegevens (bij her draaiorgel vinden we die gegevens terug in de vorm van een lange rol waarin, op de juiste plaatsen, een onnoemelijk aantal gaten gestanst zijn). Voor wat de ontwikkeling van de eerste, elektronische drummachine betreft, duikt vanuit verschillende bronnen telkens de naam op van de stichter en president van de firma Roland: dhr. Kakehashi. Hoewel hij ondertussen is uitgegroeid tor één der levende legendes binnen de muziekindustrie, overlopen we zijn carrière nogmaals in vogelvlucht omdat ze een aantal elementen bevat die nauw verbonden zijn aan de evolutie van de drumcomputers. Dhr. Kakehashi startte zijn loopbaan in de muziekindustrie bij de Japanse Research en Development afdeling van de gerenommeerde orgelfabrikant Hammond. Midden/eind zestiger jaren verliet hij de toenmalige orgelgigant om een eigen bedrijf op re starten dar de naam Ace Tone meekreeg.

Eén van de opmerkelijkste instrumenten die onder deze merknaam verscheen was de Rhythm Ace (Preser) drummachine. Met dit instrument speelde men in op een -toendertijd - gloednieuwe markttendens: het volelektronische orgel dat, dankzij z'n bescheiden prijs, de weg zou vinden naar een ontelbaar aantal huiskamers. Dankzij de Rhythm-Ace kon je zo'n orgel uitbreiden met een "volledige" ritmesectie. Als, na verloop van rijd, blijkt dat de financiële partners (lees: de banken) de vooruitstrevende ideeën van Kakehashi teveel aan banden willen leggen, houdt
laatstgenoemde de zaak voor gezien: hij verkoopt Ace Tone aan ... Hammond. Samen met enkele Ace Tone getrouwen richt hij een nieuw bedrijf op: Roland (1972). Z'n voorgaande, negatieve ervaringen indachtig, zorgt hij er ditmaal voor dat de financiële instellingen op veilige afstand gehouden worden i.v.m. de muzikale kant van de zaak. Met Roland stort dhr. Kakehashi zich in de eerste plaats op de ontwikkeling en de produktie van analoge synthesizersystemen die zich zowel naar de hobbyist (SH-2000/-1000) als de professionele muzikant (System-700/-100) richten. Tegelijkertijd, kweekt men een heel gamma aan "losse" drummachines die allen een "TR" typebenaming meekrijgen (TR-33, TR-55, TR-66, TR-77, TR-700, enz.).Uiteraard doen al deze nieuwe Roland modellen voor de klankopwekking be
roep op de analoge synthesizer-technolo­gie. Het klankkarakter van deze units laat zich  dan  ook  absoluut  nier  vergelijken met dat van 
echte drums/percussie. In die periode is dat ook nier echt van belang; men richt zich in de eerste plaats naar de bezitter van een elektronisch orgel (dar ook al beschouwd wordt als een surrogaat t.o.v. her toonwiel- en/of pijporgel). Men maakt hierbij wel een onderscheid tussen de thuisspelende en de professionele muzikanten (lees: de pianisten/orgelisten die om den brode op bruiloften, in hotels, bars, enz. spelen). Naar analogie met het design van de orgels krijgen de modellen voor thuisgebruik een houten ombouw mee (bv. de TR-77). Drummachines die men vaak moet versjouwen worden daar­ inregen ingebouwd in een met simili beklede koffer, compleet met beschermkap voor het bedieningsgedeelte. Qua  structuur  volgen  deze  ritme-units allen dezelfde lijn: een aantal Preser-rit­ mes (Rock, 
Slow, Bossa, Tango, enz.) die elk voorzien  zijn van een paar variaties (hetzelfde  basisritme  met bijkomende percussie-instrumenten,  afwijkende  pa­ tronen voor de Bassdrum en Snare, enz.). In sommige gevallen kun je "nieuwe" rit­ mes samenstellen door twee Presets met elkaar te combineren. Voor het instellen van her tempo moet je echter letten op de snelheid  waarmee  een  LED-indicator knippert. Bij de wat uitgebreidere model­ len beschik je voor de verschillende in­ strumenten of secties over individuele vo­ lumeregelaars (de TR-77 bood zelfs een automatische  Fade-Out  
functie).  Van programmeerbare ritmepatronen of apar­ te audio uitgangen is echter geen sprake. Voor de aansluiting op een versterker (of het orgel zélf) stelt men zich tevreden met een mono jack. 

KORG

Korg kwam met een gelijkaardig gamma op de markt: de zogenaamde Mini Pops serie. Achteraf bekeken, is de mate waarin de ontwerpen van Roland en Korg op elkaar leken, op z'n zachtst uitgedrukt, opvallend. Zo hadden beide merken een model met een ingebouwd versterkingssyteem (25W) in het programma die uiterlijk nauwelijks van elkaar te onderscheiden waren. Voor de typebenaming hield Roland zich bij de "TR" identificatie (TR-700). Korg ging daarentegen iets kleurrijker te werk en noemde z'n drummachine/versterker-combinatie "Doncamatic Stageman"!
Na verloop van tijd kreeg Korg even de overhand t.o.v. Roland dankzij de Mini Pops-120 (naar keuze, met houten ombouw, of ingebouwd in een met simili beklede koffer). De MP-120 bood vijf Break types, een Fade In/Out functie, en
werkte voor de ritmes met A/B combinaties (her B-ritme begon te spelen na een Break; dit principe vinden we heden ten
dage terug in de E en de KR serie van Roland, alleen heer her nu Fill In To Original/To Variation). Korg's overwicht op
dit gebied zou echter niet erg lang duren; de R&D afdeling van Roland zou weldra voor de dag komen met de fameuze CR-78.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

CR-78: eerste programmeerbare drumcomputer?


Voor de ontwikkeling van nieuwe synthesizers was men bij Roland (en meer bepaald dhr. Kakehashi) al vrij snel tot de
conclusie gekomen dar het gebruik van microprocessoren en RAM-geheugens onontbeerlijk zou zijn. Roland's ontginning van de digitale technologie zou dan ook zeer snel concrete vorm aannemen mee de komst van de MC-8 sequencer (1977). De ervaring die Roland op die vlak opdeed, werd ook aangewend voor de vervaardiging
van de CR-78 (±1978). Bij mijn weten was die de eerste drummachine waarmee je zelf ritmes kon programmeren.
Toegegeven, de programmeerbare sectie was mee z'n vier ritmes vrij beperkt en de ingave van ricmedaca verliep
vrij moeizaam (een gedetailleerde omschrijving van het systeem zou ons hier te ver van het eigenlijke onderwerp brengen).De CR-78 had echter nog enkele andere troeven in huis zoals: een accentregeling, zeven Break types, een Fade In/Out functie en, vooral, een Trigger uitgang voor de synchronisatie mee sequencers. Kortom, mee de CR-78 werd de tot dan toe onvermijdelijke associatie russen drummachines en elektronische orgels verbroken; voor het eerst kon je een dergelijk instrument in een volledig andere context gaan gebruiken. De klankopwekking van de CR-78 deed
nog altijd beroep op analoge circuits. Binnen deze grens had men echter z'n uiterste best gedaan om de CR-78 zo realistisch mogelijk te laten klinken. Een vergelijking mee akoestische drums kon deze "doos" zeker nog niet doorstaan. Maar,Roland's drang naar perfectie zorgde er -onbewust- wel voor dat de CR-78 een even uniek als herkenbaar klankkarakter meekreeg. Vele artiesten en groepen hebben wereldhits gescoord mee songs die voortdreven
op de drum/percussiegeluiden van de CR-78 (in die verband kunnen we In the Air Tonight van Phil Collins als meest bekende voorbeeld aanhalen). Hierbij is het wel opmerkelijk dat al die hits uit een periode stammen waarin de CR-78 al lang uit produkcie was genomen. Anders geformuleerd, werd die model, mee het toenemend gebruik van "moderne" drummachines, door een aantal musici "herontdekt" in de tachtiger jaren. Een fenomeen dat zich later zal herhalen mee de TR-808 en de TR-909. Dankzij de voornoemde hits zijn de CR-78 klanken uitgegroeid tot tijdloze en zeer gegeerde
"klassiekers". In die mate zelfs, dat Roland deze op aanvraag van vele musici nu opnieuw (in gesampelde vorm) eer hand neemt bij diens huidige generatie aan drum/percussie-apparatuur (bv. SPD-11, zie ook elders deze ui cgave voor een gedetailleerde beschrijving).


TR-808


De verkoopcijfers van de CR-78 wezen erop dat er interesse bestond voor professioneel inzetbare drummachines. Roland' s R&D afdeling begon dan ook onmiddellijk mee de ontwikkeling van een dergelijke unie. Begin 1981 wordt op de Frankfurter Messe het eerste concrete resultaat aan het Europese publiek voorgesteld: de TR-808. Deze inmiddels legendarische drummachine bood, grofweg samengevat, 16 drum/percussie-instrumenten (waarvan er 11 tegelijkertijd te gebruiken waren), een aparte volumeregeling voor elk instrument, 32 programmeerbare patronen (24 ritmes en 8 Fill
Ins, mee een algemene accentregeling), 11 individuele audio uitgangen, 3 programmeerbare T rigger Outs (afgeleid van de Cowbell, Hand Clap en Accent signalen) en een Song geheugen van 768 maten (te verdelen over 12 Tracks).
Voor de klankopwekking hield men zich nog steeds aan de analoge technologie, mee als resultaat dat ook die model een volstrekt unieke sound voortbracht. Bovendien kon men sommige klanken zelf nog wat bijregelen (bv. stemming van de Bass Drum, Snare en Toms/Conga's, Decay tijd voor de Bass, Cymbal en Open HiHac, enz.). De TR-808 kon mee andere apparaten gesynchroniseerd worden middels de eerder vernoemde Trigger uitgangen, of via Roland's eigen -en toendertijd gloednieuw- DIN-Sync systeem. Nee zoals de CR-78 is de TR-808, vanwege z'n unieke klankkarakter, in de loop der jaren een "klassieker" geworden. Hee aantal hits, waarbij de "808" een rol van belang speelt, is onderhand dan ook niet meer ce cellen; om nog maar te zwijgen van diens invloed op een reeks muzikale
trends ("Hip-Hop", "Dance", enz.). Op de tweedehands markt is de TR-808 een zeer gegeerd item waarvoor je, in vergelijking mee heel wac andere elektronische instrumenten, nog steeds een vrij hoog bedrag op tafel moet leggen. Sommige bedrijven hebben zich zelfs toegespitst op de ombouw van de TR-808 teneinde hem in een MIDI-keten ce kunnen integreren (bij een aantal ontwerpen is de "achc-nul-achc" zelfs aanslaggevoelig en reageert hij op programmakeuze-kommando's). Die alles in acht genomen, mag de TR-808 zeker beschouwd worden als de drummachine mee de meest uitzonderlijke carrière; zeker als je bedenkt dat diens produkcie omstreeks 1983 gestaakt
werd.


Linn


Dat Roland met de TR-808 een baanbrekende rol heeft gespeeld bij de erkenning van de drummachine als een "volwaardig" instrument, lijdt geen twijfel. Eén ander merk mag zich op die gebied echter een even groot aandeel toemeten: het Amerikaanse bedrijf Linn (genoemd naar diens oprichter Roger Linn). Net vóór het uitkomen van de TR-808 verscheen onder deze merknaam de LM-1 een tonele. Deze drummachine bood digitaal opgenomen
(gesampelde) klanken, hetgeen het realisme van de ritmes naar een tot dan toe ongekende hoogte bracht. De
hiervoor noodzakelijke hoeveelheid aan dure geheugenchips maakte de LM-1 echter tot een uitermate prijzig instrument
(vanwege de lange Sampling tijd had men op de LM-1 cymbaalklanken achterwege gelaten om de prijs van her
instrument nog enigzins binnen de perken re houden). Roger Linn herzag het ietwat logge LM-1 onrwerp en kwam, ongeveer gelijktijdig mee de TR-808, uit mee de LinnDrum. De prijs was nog steeds aan de pittige kant
(zo'n 200.000 Bf/11.500 Hfl), maar daarvoor bood het instrument dan ook uitzonderlijke specificaties die lange tijd als dé
referentie binnen het wereldje der drummachines zouden gelden. De LinnDrum beschikte over 16 (gesampelde)
klanken (Crash & Ride Cymbal, Bass, Snare, SideScick Snare, Open & Closed HiHac, 3 Toms, 2 Conga's, Cabasa, Tambourine, Cowbell & Hand Claps) die je via zestien Pads of vijf externe Trigger ingangen kon aansturen.
Elk van deze klanken was, middels schuifpots, voorzien van een eigen volume-en Pan-regeling (de LinnDrum bezat
zowel stereo- als individuele uitgangen). De Snare, de Toms en de Conga's konden over een zeer breed bereik gestemd worden. De Decay rijd van de HiHat was instelbaar. In het Pacrern geheugen kon je tot 98 ritmes programmeren (Real Time, met behulp van een Click-metronoom signaal). In tegenstelling rot, bijvoorbeeld,
de TR-808 was de lengte van elk Parrern (her aantal maten) vrij te bepalen. Tijdens her opnemen van een ritme kon
je, per klank, al dan nier gebruik maken van een bepaalde Error Correct of Quantize waarde· (van 1/8 rot 1/32-criool).
Dankzij de Timing functie was her mogelijk om, in samenspraak mee de Quantize waarde, ieder willekeurige klank net iets vóór de tel te laten spelen (een soort "Shuffle" of "Human Fee!" avant la lettre). De Timing functie bood keuze uit
zes, per klank instelbare, gradaties.Het Song geheugen liet toe om, mee de 98 Patterns, 49 drum/percussie partijen
samen re stellen (maximaal 99 stappen per Song). Zowel voor her Pattern als voor het Song gedeelte kon je beroep
doen op een aantal handige edit functies (bv. Erase, Copy, Insert, Delete ... ). De inhoud van het Pattern/Song geheugen was via een Tape Interface naar een cassetterecorder te kopiëren. De accentregeling van de LinnDrum zat
enigzins vreemd in elkaar. Sommige klanken waren tegelijkertijd naar twee speelvlakken (Pads) toegewezen; afhankelijk
van de ingedrukte Pad kreeg je een zachte of een harde slag (de Snare was voorzien van drie volumeinstellingen).
Enerzijds bood dit systeem de mogelijkheid om individuele accenten in re programmeren. Anderzijds werd je geconfronteerd met het feit dat niet alle klanken over een accentregeling beschikten. Met name voor de Toms beperkte dit het aantal mogelijkheden om realistisch aandoende Fills samen te stellen. Voor de synchronisatie mee externe apparaten was de LinnDrum uitgerust mee een Tape Sync In/Our en een programmeerbare Trigger uitgang (puls-uitsturing per 1/8ste tor 1/32ste-triool, of afgifte van een trigger signaal naar gelang de programmarie van de Cowbell).
De 16 klanken waren in aparte chips opgeslagen. Deze had men op "sokkels" gemonteerd zodat je ze naar believen kon
omwisselen. Linn bood zelf een uitgebreide bibliotheek mee de meest uiteenlopende klanken. Her was eveneens mogelijk om een bandopname mee eigen geluidsmateriaal naar de fabrikant op te sturen. Deze zorgde dan voor de digitale omzetting en opslag in de daarvoor voorziene chips. Het feit dat je de LinnDrum met andere klanken kon uitrusten was uiteraard een pluspunt. Maar, het ruilsysteem was niet bepaald praktisch te noemen. Bij iedere verandering moest de unit opengeschroefd worden, diende men de chips zeer voorzichtig uit de sokkels los te peuteren
om, vervolgens, de nieuwe met evenveel omzichtigheid in diezelfde sokkels te duwen, enz. Bovendien lag de prijs
per klank nogal aan de hoge kant (vanaf ±2.200Bf/119Hfl voor een standaard Linn klank roe ± 3500Bf/190Hfl voor
een "eigen" Sound). Het gejongleer mee de voornoemde chips was eigenlijk niet echt noodzakelijk. Ik heb lange tijd mogen werken mee een LinnDrum en ik kan u verzekeren dat de standaardversie al klonk als een huis. De respectievelijke geluiden/samples waren van uitzonderlijk goede kwaliteit en lieten zich bovendien zeer goed bewerken door externe effectapparatuur (Compressors, Equalizers, enz.). Als je het niet al te ver gaat zoeken mee complexe
Fill Ins, dubbelslagen, enz. kun je de LinnDrum nog altijd zonder blozen inzetten voor de produktie van een  professionele muziekopname. Verder was en blijft deze drummachine een schoolvoorbeeld van gebruiksvriendelijkheid. Om tot' een zo overzichtelijk mogelijk bedieningspaneel te komen, had Linn duidelijk niet op een LED-indicator, een functieknop of een schuif-/draaipotentiomecer meer of minder gekeken. De respectievelijke secties (de speelvlakken, de Volume/Pan Mixer, de tune-pots, het programmeergedeelte, enz.), waren op zeer duidelijke wijze ingedeeld.
Dit alles liet roe om vrijwel onmiddellijk -én op intuïtieve wijze- mee deze drummachine "aan de slag" ce gaan, hetgeen
uiteraard ten goede kwam aan de creativiteit.


Oberheim en E-mu


De LinnDrum zou het rijk niet lang voor zich alleen hebben. De basisgedachte achter het oorspronkelijke LM-1 onrwerp
(het aanwenden van gesampeld geluidsmateriaal) had voor heel wat ophef gezorgd bij diverse fabrikanten van elektronische muziekinstrumenten. Zo zouden Oberheim en E-mu al snel dankbaar gebruik maken van Linn 's voorbeeld. Oberheim opende als eerste het vuur mee de DMX drummachine. Qua prijs en algemene opzet lag die model ongeveer in dezelfde lijn als de LinnDrum (o.a. het accentsysteem, individuele en stereo-uitgangen, Tape Sync, Clock In/Our, enz.). De verschillen tussen beide modellen waren hoofdzakelijk te herleiden tot een aantal technische specificaties en het bedieningssysteem. T.o.v. de LinnDrum bood de DMX meer speelvlakken (24 i.p.v. 16) en was de Clock resolutie verdubbeld (96ppqn/48ppqn). Dit laatste had, onder andere, tot gevolg dat men hogere Quantize waarden kon instellen (tot l/192sre noot). De DMX beschikte ook over een Step Time opname· mode (de kleinste nootwaarde bedroeg ook hier 1/192). Bij de DMX sprak men niet meer van Patterns maar wel van Sequences. Het interne geheugen bood plaats aan 200 dergelijke Sequences die, vervolgens, over 100 Songs te verdelen waren (elke Song kon een volgorde van 255 Sequences bevatten). Het werkelijke aantal Sequences/Songs dar zich in het geheugen lier stoppen, hing echter samen met de complexiteit van de verschillende ritmes; de totale geheugencapaciteit (Sequence & Song) bedroeg 5000 Events. Het bedieningssysteem bestond uit 10 schuifpors, een aantal functieknoppen, een alfanumeriek toetsenbord waarmee men de waarden van de diverse functies moest inbrengen
en een LED-display voor de visuele controle van de geselecteerde functies en de ingetoetste waarden. In verhouding tot de LinnDrum beschikte de Oberheim DMX over een grotere hoeveelheid programmeerbare parameters. Om de prijs binnen een aanvaardbare limiet re houden, drong een dergelijke, software-gebaseerde bediening zich dus eigenlijk op. Her nadeel was echter dar dit een grotere kennis van her apparaat vergde (meer gegraaf in de handleiding en, derhalve, een aanzienlijke tijdsinvestering om alle functies/mogelijkheden onder de knie re krijgen). Net zoals bij de LinnDrum was her bij de DMX mogelijk om de klanken uit re wisselen. Bij deze laatste waren de geheugenchips, per drie stuk, samengebracht op een Voice Card (een printplaat). Enerzijds, werd met deze methode het risico op ongelukken en/of beschadigingen verminderd. Anderzijds, hield dit in dar men voor de aanschaf van nieuwe klanken vrij diep in de geldbeugel moest tasten. In het Amerikaanse, professionele marktsegment ontstond er zeer snel een felle concurrentiestrijd tussen de LinnDrum en de Oberheim DMX; een strijd die, o.a., tot gevolg had dat beide apparaten aanvankelijk slechts mondjesmaat leverbaar waren op her Europese continent. Bij E-mu had men zich blijkbaar de bedenking gemaakt dar het weinig zin had om met een derde "Top-range" model deel re nemen aan her voornoemde gevecht. Met hun eerste digitale drummachine, de Drumulator, gooiden ze het dan ook over een heel andere boeg: een uitermate scherpe prijs/kwaliteit-verhouding vormde hier het uitgangspunt. Een zeer slimme zet, want ondanks de grote interesse kon lang nier iedereen zich een LinnDrum of een DMX veroorloven. In Amerika bedroeg her prijskaartje van de
Drumulator om en nabij de 40.000Bf/2. l 50Hfl, hetgeen slechts een fractie vertegenwoordigde t.o.v. de bedragen die men voor één van de twee "reuzen" moest neertellen (door de diverse kosten die de invoer onvermijdbaar met zich meebrengen, steeg in Europa de prijs naar zo'n 70.000Bf/3.800Hfl). Uiteraard had de scherpe prijsstelling van
de Drumulator tot gevolg dar men, in vergelijking met de Linn of de Oberheim, met ietwat minder mogelijkheden genoegen moest nemen. Dit laatste vertaalde zich hoofdzakelijk naar het aantal ingebouwde klanken, de vrij korte sample rijd voor elk van hen en een besparing op her aantal bedieningselementen. De Drumulator had "slechts" twaalf klanken aan boord (Bass, Snare, 3 Toms, Clave, Cowbell, Hand Claps, Open/Closed HiHat, Ride Cymbal). De klankkwaliteit was goed, maar de korre sample tijd maakte dar het algemene klankkarakter agressief en
"staccaro"-achtig overkwam. Naar analogie met de TR-808 verkreeg de Drumulator hierdoor een unieke Sound; als er een Drumulator gebruikt werd, was dit meteen te horen. De Drumularor voorzag slechts vier speelvlakken (pads) voor de ingave van de ritmes. Hierdoor was her zo goed als onmogelijk om een ritmepatroon in één keer in re spelen; vrijwel altijd moest er gestopt worden om een nieuwe set klanken naar de Pads re assigneren. Deze procedure werd nog iets ingewikkelder als men accenten in her ritme wilde verwerken. In tegenstelling tot de Linn en de Oberheim beschikte de Drumularor wél over een individuele accentregeling (16 gradaties) voor alle klanken. Om deze te kunnen gebruiken, werd de simultane assignatie van verschillende klanken nog verder beperkt. Voor de ingave van bijvoorbeeld een Snare patroon met vier verschillende accentwaarden moest je alle Pads in beslag nemen (één accentwaarde per Pad). Bij her invoeren van complexe ritmes degenereerde her geheel in een eindeloos assignatie-spelletje waarbij je genoodzaakt
was om de weergave telkenmale stil te leggen. Her aantal programmeerbare ritmes en Songs lag nier bijzonder hoog: 36 Parrerns, of "Segments" in het Drumulator jargon, en 8 Songs. Elk Segment kon wel tot 99 maren lang zijn. Het hiervoor omschreven programmeringssysreem in acht genomen, was her in de praktijk echter verre van eenvoudig om een segment met, bijvoorbeeld, een tiental verschillende patronen in te voeren. Jammer, want de totale geheugencapaciteit was met z'n 10.088 noten meer dan behoorlijk te noemen. Bovendien had men de Drumulator
van een cassette interface voorzien voor de overdracht van de geheugeninhoud. Met uitzondering van de voornoemde
"beperkingen", bezat de Drumulator een hele waslijst aan functies/mogelijkheden waarmee hij z'n veel duurdere concurrenten direct naar her leven stond. De instrument-volumes en het tempo (met eventuele variaties binnen een Song) waren programmeerbaar. De Drumulator beschikte over de gebruikelijke edit functies zoals: Copy, Erase, Delete, lnserr, Swing en Quantize (Auto Correct: l/8ste - 1/32ste-triool). De metronoom kon ingezet worden als een programmeerbare (bv. kwartnoot, 8ste noot, enz.) Trigger-uitgang. Daarinboven was de Drumulator ook nog voorzien van Clock-signaal in- en uitgangen. Zélf, stuurde her apparaat een Clock-puls van 24ppqn uit. Bij de ontvangst van externe Clock signalen was de Drumulator in staat om veelvouden van 24 (bv; 48, 96) terug te herleiden naar z'n eigen resolutie. Dankzij de aanwezigheid van vier T rigger ingangen kon je klanken aansturen via externe Pads. De
Drumulator bood nier minder dan negen audiouirgangen: 1 x mono-mix, 8 x individueel, weliswaar mee vaste toewijzing
van de klanken. Last bur not least, beschikte dit toestel over een vrij handig Repear of herhalingssysteem. Binnen een bepaalde Song bestond de optie om een aantal "Loops" te definiëren. Indien gewenst, kon je het aantal herhalingen voor iedere Loop automatisch uit laten voeren door die te programmeren als onderdeel van de Song. Voor live toepassingen was her tevens mogelijk om vooraf continuë Loops in te stellen; eens de Drumulator een Loop-gedeelte had bereikt, bleef hij dit herhalen totdat je op de Repeat knop of een voetschakelaar duwde. Pas dan ging hij verder mee het afwerken van de rest van het Song programma. Naargelang de sfeer van de avond lier deze functie toe
om de lengte van een muziekstuk (bv. het sologedeelre) aan te passen. Dankzij de "bescheiden" prijs en de uitgebreide
mogelijkheden werd de Drumulator binnen de kortste keren een gigantisch succes. Naar analogie mee de LinnDrum
kon men de klanken (de chips) vervangen. Door het grote afzetgebied ontwikkelden externe bedrijven (bv. Digidrums)
nieuwe geluidsbibliotheken en allerhande Kits waarmee je zowel het aantal klanken als de mogelijkheden van de
Drumulator kon uitbreiden.


Roland's antwoord


In muzikale kringen werd algemeen verwacht dat Roland's antwoord op de Drumulator weldra zou volgen. Gezien het
feit dat de TR-808 nu al zo'n drietal jaren meeging en eigenlijk coc een oudere generatie behoorde, was die een logische veronderstelling; temeer daar Roland op die vlak een meer dan behoorlijke reputatie te verdedigen had.
Roland's eerste reactie kwam er in de vorm van een zilverkleurig duo: de TB-303 Bass Line en de TR-606 Drumatix.
De TB-303, waarmee je een baspartij kon programmeren, is lange tijd een onbegrepen instrument gebleven... cocdac
de "House" jongens hem onder hun hoede namen. De TR-606 richtte zich vooral op de amateurmarkt. De klankopwekking was nog altijd gestoeld op analoge elektronica en het programmeringssysceem was in rechte lijn afgeleid van de TR-808. Dankzij de lage prijs werd de "zes-nul-zes" als zoete broodjes verkocht. Reden genoeg voor Roland om, tot op de dag van vandaag, constant aanwezig ce blijven in die marktsegment; hetzij mee de "DR" serie onder de BOSS merknaam (DR-110, DR-220A/E ... ), hetzij met modellen zoals de TR-505 en de TR-626.
Terugkomend op de TR-606, had deze drummachine uiteraard niets te maken mee het Amerikaanse geweld à la Linn, Oberheim of E-mu. Langzaam maar zeker groeide de geruchtenstroom aan over de komst van een TR-909. Het instrument lier echter op zich wachten, waardoor de verwachtingen steeds hoger kwamen te liggen. Hoogstwaarschijnlijk heeft dit meegespeeld bij het gevoel van teleurstelling toen de TR-909 in 1984 als één der eerste MIDI-drummachines aan het publiek werd voorgesteld. Om ce beginnen, bood de TR-909 slechts 11 klanken en was het programmeersysteem, hoewel verder doorgevoerd, nauw verbonden mee dat van de TR-808. Tot ieders grote verbazing had men enkel voor de cymbalen Samples gebruike. De overige klanken werden nog steeds opgewekt mee analoge circuits. Op zichzelf genomen was het resultaat dat Roland mee deze technologie had weten ce bereiken een waar kunststukje. Een vergelijking mee volledig digitale drumcomputers viel echter altijd uit in het voordeel van deze laatsten. Wél interessant was het feit dat de TR-909 toeliet om de Decay tijd van de Bass, de Toms en de HiHac naar eigen smaak aan ce passen. 1 n combinatie mee de Tune regeling kon je de TR-909 een heel zware en vette klankkleur meegeven die enorm veel plaats opeiste in het totale geluidsbeeld. Hetzelfde was van toepassing voor de Snare als je ging experimenteren mee de Tune, Tone en Snappy parameters. Kortom, Roland had nogmaals een drummachine mee een uniek klankkarakter geproduceerd; alleen had toendertijd het merendeel der musici geen boodschap aan een dergelijk instrument. Toen Sequentia! Circuits omstreeks '84 de Drum Tracks op de markt bracht (zie ook verder),
was het loc van de TR-909 definitief bezegeld. De laatste modellen moesten noodgedwongen voor een spotprijs van de hand gedaan worden en daarna ging de "negennulnegen" linea recta de vergeethoek in. De aanhangers van House muziek en aanverwante stijlen zouden uiteindelijk nog maar eens een tweede levenskans geven aan een Roland drummachine. Het voornoemde "zware" klankkarakter van de TR-909 speelde perfect in op de steeds hardere en dreigende ritmes binnen deze muzikale stroming, mee als gevolg dat de men zich "en masse" op deze drumcom pucer scome. De TR-909 is weer helemaal in en de muzikale produkcies waarin hij gebruikt wordt vliegen je dagelijks
rond de oren .... Het kan soms vreemd lopen in deze wereld.

Drumtracks


In het relaas van de TR-909 kwam de Sequentia! Circuits' Drumtracksal even ter sprake. Algemeen genomen, was de structuur van de Drumcracks vrij traditioneel te noemen: een klankgedeelte dat volledig op Samples gebaseerd was, opname van Patterns met behulp van Pads/speelvlakken, samenvoeging van diverse Patterns om coc een volledige
Song re komen, individuele uitgangen, enz. Eén functie maakte de Drumcracks echter tot een zeer interessant instrument. Binnen eenzelfde Pattern was het mogelijk om voor elk van de dertien klanken verschillende Tune-waarden (16 stappen ax.) in te programmeren. Dit lier bijvoorbeeld roe om Fill-Ins re vervaardigen die, op her eerste gehoor, beroep deden op een hele resem Toms. Op dezelfde manier kon men ritmes opbouwen met alternerende Snare klanken (bv. normaal en piccolo). Het nut van een dergelijke functie was door de komst van de Drumtracks een bewezen feit. Voorlopig leek een dergelijk iets enkel weggelegd voor drummachines in een relatief hoge prijsklasse (de Drumtracks kostte ongeveer 80.000Bf/4.300Hf1).

Stroomversnelling


Vanaf eind '84, begin '85 komt het hele drumcomputer-gebeuren in een stroomversnelling terecht. Op diverse muziekbeurzen presenteert Linn een nieuw prototype dat, volgens z'n eigen zeggen, de realisatie van een sinds lang gekoesterde droom is. Blijkbaar had dhr. Linn vaak last van nachtmerries want het nieuwe wonderkind, de Linn 9000, mocht in alle opzichten een "monster" genoemd worden. De gigantische behuizing van de 9000 herbergde nier alleen een spectaculaire drummachine, maar ook een 32-kanaals MIDI sequencer. De 18, ruim uitgevallen speelvlakken waren aanslaggevoelig. Naar analogie met de LinnDrum was hier een Mix sectie aanwezig met volume/ stemming en Pan schuifpors voor elke klank. De instellingen waren per Sequence (Pattern) in her geheugen op te slaan. Desgewenst kon je nieuwe klanken uit de Linn bibliotheek inladen via Tape (cassette) of een 3.5" disk drive. Mits inbouw van een optionele printplaat kreeg je de mogelijkheid om zelf geluiden te sampelen. Drum en MIDI sequences waren op te slaan op 3.5" diskettes. De achterzijde van de Linn 9000 zat volgestouwd met allerhande in- en uitgangen: MIDI connectors, 2 Trigger Outs (programmeerbaar), 12 Trigger Ins, individuele audiouitgangen, Line In/Out (cassette), Microphone Out (Sampling), SMPTE In/Out, enz., enz. Helaas bleek de Linn 9000 geplaagd te zijn met allerhande software "bugs". Alle
pogingen ten spijt, zal men het toestel nooit volledig bug-free-weten re maken. Uiteindelijk zal dit ambitieuze project -
dar inmiddels het label "onbetrouwbaar" kreeg opgeplakt- de firma Linn kelderen. Enige tijd later vindt Roger Linn onderdak bij Akai waar hij her 9000 concept verder uirwerkt (de MPC-reeks). In diezelfde periode ('84/'85) zocht E-mu
ook al z'n heil in de meest professionele regionen. De Drumularor II had, met uitzondering van de naam, nog maar weinig gemeen met het oorspronkelijke ontwerp. Qua programmeerbare functies bevatte deze drummachine zo goed als alles wat je maar kunt bedenken: Volume, Tuning, Decay, Tempo, Flams (dubbelslagen), Quantize,  accelerando/ritardando, enz. Sommige gegevens waren vanaf een aangesloten MIDI-klavier te programmeren.
Synchronisatie met andere apparatuur vormde geen enkel probleem. Voor dergelijke doeleinden beschikte men over
MIDI, een Clock generator (24ppqn) en een SMPTE sectie. Net zoals met de Linn 9000 kon je met dit toestel zelf geluiden sampelen (met Truncate en Loop functies). Middels een aantal opties liet de Drumularor II zich verder uitbreiden. 


Zowel voor de ritmes als voor de Samples kon men extra geheugenruimte toevoegen (waardoor de maximale Sample tijd op 17 seconden kwam te liggen). Voor de externe opslag van Samples en ritmedata bestond de mogelijkheid om een 3.5" disk drive aan te sluiten. In 1985 presenteerde E-mu de SP-12. Aan de basis betrof het hier de Drumulator
waarbij alle opties standaard ingebouwd waren (ook dit model onderging een aantal evoluties, hetgeen uiteindelijk 
zou leiden tot het uitbrengen van de SP- 1200).


Yamaha etc.


1985 is ook het jaar waarin Yamaha voor het eerst verschijnt met rwee drummachines: de RX-11 en de RX-15. Echt innoverende specificaties zijn hier niet terug te vinden, maar beide modellen bieden een meer dan degelijke prijs/kwaliteit verhouding. Vooral het grote model, de RX-11, mag rekenen op de gunst van het publiek. Het neemt niet weg dat de "Rx'en" geconfronteerd worden met een geduchte concurrent: de Roland TR-707. Na het minder fortuinlijke lot van de TR-909 slaat men met dit model keihard terug. Op zich genomen, bezat de TR-707 geen spectaculaire specificaties (in verhouding tot, bijvoorbeeld, de voornoemde RX-11 was hij op sommige punten zelfs minder verfijnd). Maar, ditmaal bestond de klankopwekking wél volledig uit samples; en bij de selectie van de respectievelijke
klanken was men duidelijk niet over één nacht ijs gegaan. De hier geboden geluiden vielen in de smaak bij een zeer groot publiek. Dit, samen met een eenvoudig bedieningssysteem (nog steeds verwant 
met dac van de TR-808), de individuele volumeregeling en een zeer gunstige prijs, maakte de TR-707 roe een immens succes (in die periode was ik werkzaam in een muziekwinkel. Nimmer tevoren, voor geen enkel ander instrument, werden we met een dermate grote vraag geconfronteerd. Elke dag groeide de wachtlijst aan en o wee als we ons niet aan diens volgorde houden. Sommige klanten kwamen die lijst zelfs regelmatig kontroleren om te zien hoe lang het nog zou duren voor ze aan de beurt waren. Een unieke situatie.) Voor Roland was die een duidelijke aanwijzing dat de juiste "mix" van een aantal elementen zeker zo belangrijk was als het zich !outer toespicsen op de inbouw van revolutionaire functies . Het bewijs van deze stelling werd geleverd met de komst van de TR-727. Het idee om een model te lanceren dat enkel percussiegeluiden aan boord had, getuigde zeker van een zin voor originaliteit.

In theorie vormde de TR-727 de perfecte aanvulling voor heel wat drummachines van verschillende makelij.
Ondanks de identieke mogelijkheden t.o.v. de TR-707, was het gros der musici de mening toegedaan dat de percussieversie goedkoper moest zijn. De ideale "mix" werd in die geval dus niet bereikt, met als gevolg dat de 727 slechts op een matige belangstelling mocht rekenen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Na 1985

Vanaf 1985 begon zich voor de drumcomputers hetzelfde beeld af te tekenen als voor de synthesizers; een geleidelijk overwicht van de Japanse muziekindustrie met een overvloed aan modellen (echt teveel om ze hier alien de revue te laten passeren) die, in de eerste plaats, de verhouding tussen de prijs en de mogelijkheden
steeds scherper stelden. Nemen we bijvoorbeeld de Korg DDD- 1. Na een relatief stille periode kwam die
merk plots uic met een hoogst interessante drummachine. Voor een redelijke prijs bood dit toestel, o.a.  aanslaggevoelige Pads, instelbare Tuning en Decay en een Sampling optie. Het voor mij meest opzienbarende
feit was echter de introductie van optionele PCM-Cards (extra klankdaca). De mogelijkheid om klanken uit te
wisselen of roe te voegen was altijd al een aantrekkelijke gedachte geweest. Hee geknutsel met losse chips of Voice Cards vormde voor de Japanse fabrikanten echter een onaanvaardbare oplossing. Bij geen enkel model van Japanse makelij is er dan ook ooit zo'n optie geboden. Zodra de techniek toeliet om op veilige en nette wijze extra geluidsmateriaal roe te voegen (bv. in de vorm van PCM Cards), integreerden ze dit onmiddellijk op de nieuwe modellen. De evolutie van de Sampling technologie zorgde er tevens voor dat men gewoon meer klanken kon
inbouwen. Nog niet zolang geleden zag het er even naar uit dat de traditionele drummachine een langzame maar zekere dood zou sterven. De concurrentie van samplers en synthesizers (met ingebouwde ritmeklanken)
nam immers met rasse schreden toe. Aan het eind der tachtiger jaren achtte Roland dan ook de tijd rijp om een nieuwe weg in te slaan. Bij de ontwikkeling van de R-8 Human Rhythm Composer stond een belangrijk aspect (en tevens een oud zeer) centraal: de inbreng van menselijke factoren bij de diverse ritmes. Sinds jaren had de drummachine af re rekenen met de kritiek dat de ritmes te mechanisch klonken. Om de toekomsc van
de drumcomputer nog enigzins re vrijwaren moest men dit obstakel dus op de een of andere manier uit de weg zien te ruimen. Dankzij de Nuance en de Feel parameters slaagde men er inderdaad in om de onvolkomenheden en/of een bepaalde speelstijl van een drummer in grote mate te benaderen. Het lijdt echter geen twijfel
dac we hier pas aan her begin van een evolutie keten staan. De recentste modellen (bv. de Roland R-70 met de Positional Pad, of de Korg S-3 die toelaat om de "vellen" apart te stemmen) lijken de totaal nieuwe uitgangspunten i.v.m. drum machines te bevestigen. Het ziet er dus voorlopig naar uit dat de drummachine nog een boeiende toekomst tegemoet gaat.

Roland_727_clean_retouched.jpg
bottom of page